
Jurisprudentie
AF0502
Datum uitspraak1999-10-26
Datum gepubliceerd2006-08-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers99/316 R
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-08-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers99/316 R
Statusgepubliceerd
Indicatie
Houding verzoeker tijdens, voor 1 december 1998, beëindigd faillissement vormt mede grond voor afwijzing.
Verzoekster wel toegelaten op grond van zelfstandige belang.
Uitspraak
Arrondissementsrechtbank te Utrecht,
Meervoudige kamer
X.
wonende P.
verzoekster,
heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Verzoekster is, samen met haar echtgenoot met wie zij in gemeenschap van goederen gehuwd is, gehoord ter terechtzitting van 26 oktober 1999.
Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoekster verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat zij niet zal kunnen voortgaan met betaling van haar schulden. Nu verzoekster, onder andere uit hoofde van haar eenmanszaak, zelf ook schulden heeft gemaakt, heeft zij belang bij haar verzoek.
Van een grond voor afwijzing van het verzoek is niet gebleken.
Gelet op artikel 301 lid 3 van de Faillissementswet.
Beslissing
De rechtbank:
· spreekt de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
X. wonende te P.
voorheen te handelend onder de naam Y.
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor , dossiernummer:...
· benoemt tot rechter-commissaris mr. T.J. Jansen Schoonhoven, en tot bewindvoerder mr. TH. de Werdt, Postbus 261 3400 AG IJsselstein
· verklaart eventueel gelegde beslag(en) op de uitkering(en)/het loon van de schuldenares vervallen;
· geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenares gerichte brieven en telegrammen.
Gewezen door mrs. W.W. de Nijs Bik, voorzitter, H.G. Ruijs en G.C. van Kekem, leden van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 oktober 1999 in tegenwoordigheid van de griffier.